-
1 self-satisfied
-
2 smug
adj. zelfgenoegzaam, zelfvoldaan, (burgerlijk) net, brave-Hendrikachtig -
3 complacent
adj. zorgeloos, onbekommerd; is tevreden met zich zelf[ kəmpleesnt] 〈 vaak pejoratief〉1 zelfgenoegzaam ⇒ zelfvoldaan, zelfingenomen -
4 self-complacent
-
5 simper
n. dom geaffecteerd lachen; dom geaffecteerd lachje--------v. dom geaffecteerd lachensimper1[ simpə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 onnozele glimlach ⇒ zelfvoldane/gemaakte grijnslach————————simper2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 overcomplacency
n. Te zelfvoldaan, te zelfgenoegzaam -
7 self complacent
adj. zelfingenomen, zelfvoldaan, tevreden over zichzelf
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский